‘Voordeel’ gsm wordt forfaitair bepaald door de rsz
- On 27/07/2011
Veel werkgevers stellen tegenwoordig een gsm ter beschikking van hun medewerkers. Over hoe deze gsm belast moet worden, bestaat echter nog steeds heel wat onduidelijk. De rsz verduidelijkte nu hoe zij dit in de toekomst zal aanpakken.
De rsz onderscheid hiervoor drie mogelijk situaties:
- Privégebruik van de gsm is verboden
- Privégebruik van de gsm is toegelaten of mogelijk
- Privégebruik en beroepsgebruik worden duidelijk onderscheiden
Eerste geval. In het eerste geval, waarbij de gsm niet voor privédoeleinden mag gebruikt, ontvangt de werknemer geen voordeel. Ten minste, wanneer dit ook daadwerkelijk gecontroleerd en opgevolgd wordt. Blijkt dat dit in praktijk niet gecontroleerd wordt en dat privégebruik niet bestraft wordt, dan komt men terecht in het tweede geval.
Tweede geval. Voor dergelijk situaties zegt de rsz dat ze een forfaitair bedrag zal hanteren om het privégebruik te bepalen. Ook wanneer privégebruik zonder meer toegelaten wordt, zal men gebruik maken van een forfaitaire raming op het privégebruik te bepalen. Dit forfaitair bedrag werd vastgelegd op €12,50 per maand, per werknemer. Dit bedrag wordt beschouwd als een voordeel voor de werknemer, waarop rsz betaald moet worden. Bovendien bepaalde de rsz dat ze ‘ambshalve zal regulariseren voor de niet-verjaarde periode’. Dit betekent dat men ook rsz (en bijkomende bijdrageopslagen en verwijlintresten) zal moeten betalen op het (forfaitaire) voordeel dat zich opgestapeld heeft gedurende de voorbije 3 jaar.
Derde geval. Daarnaast is het ook mogelijk dat de werkgever een systeem uitwerkt waarbij het privégebruik en het beroepsgebruik opgesplitst wordt. Mogelijke constructies kunnen zijn: gesplitste facturen, procentuele verdeling tussen beroeps- en privégebruik, een vast bedrag voor beroeps- of privégebruik, enzovoort. Dergelijke systemen zullen pas door de rsz aanvaard worden wanneer ze voldoen aan enkele voorwaarden. Zo mag de opdeling tussen de beroeps- en privégebruik niet willekeurig bepaald zijn, maar moet ze te verklaren zijn vanuit de functie van de werknemer. Daarnaast moet het ook gaan om realistische bedragen.
Indien de rsz het opgezette systeem aanvaardt zullen er enkel sociale bedragen geheven worden op het privégebruik. Tenzij dat de werknemer de privékosten natuurlijk zelf draagt. Vindt de rsz de gemaakte opdeling niet realistisch dan zal ook hier een forfaitair bedrag van € 12,50 beschouwen als privéuitgaven waarop rsz zal moeten betaald worden. Ook hier kan de rsz tot drie jaar teruggaan om gemaakte kosten te regulariseren als privékost.
Laten we eindigen met twee tips. Tip 1: voor werknemers waarbij het privégebruik, gemiddeld gezien, hoger oploopt dan € 12,50 zal het niet aangewezen zijn om een systeem uit te werken waarbij het beroeps- en het privégebruik opgesplitst wordt, wanneer de werknemer de kosten voor privégebruik niet zelf draagt. In dit geval zal het beter zijn om te kiezen voor een forfaitaire bepaling van het privégebruik.
Tip 2: Wie in de voorbije drie jaar te weinig rsz betaalde, gaat best zelf drie jaar terug om alles te regulariseren. Op deze manier zal je extra kosten als gevolg van bijkomende boetes kunnen vermijden.