Kerkstraat 106 9050 Gentbrugge
info@refibo.be
+32 9 223 31 54
ma-vr: 9:00-13:00, 13:30-17:00

Onroerende verhuur of handelingen van dienstencentra?

Onroerende verhuur of handelingen van dienstencentra?

  • On 02/09/2013

Het “Temco-arrest” is uitgegroeid tot een mijlpaal in de fiscale geschiedenis. Welke invloed heeft dit arrest gehad op de verhuur van een gebouw? Wanneer kan u de btw op de kosten m.b.t. dit gebouw aftrekken? Is de Temco-soap tot een eind gekomen?

Het temco arrest.  De naam verwijst naar de Belgische vennootschap Temco die een gebouw ter beschikking stelde aan 3 andere vennootschappen. Omdat het btw-wetboek (1) “onroerende verhuur” vrijstelt van btw en dus ook de mogelijkheid uitsluit om hier de btw op de investering in de nieuwbouw af te trekken, stelde Temco een overeenkomst op die elke verwijzing naar een huurovereenkomst uitsloot, waardoor het een dienstverlening moest voorstellen die wel aan de btw onderworpen was. Op die manier wou ze de btw op de verbouwingskosten alsnog aftrekken. Uit het juridisch getouwtrek dat deze zaak teweegbracht, vloeide een definitie voort van wat nu eigenlijk als onroerende verhuur moet worden gezien en bijgevolg vrijgesteld is van de btw (2). Een onroerende verhuur bestaat erin dat een verhuurder een huurder:

  1. voor een overeengekomen tijdsduur en
  2. onder bezwarende titel (lees: tegen een vergoeding)
  3. het recht verleent, een onroerend goed te gebruiken als ware hij de eigenaar ervan en ieder ander van het genot van dat recht uit te sluiten
  4. met een betrekkelijke passiviteit van de verhuurder, die enkel verband houdt met het tijdsverloop en geen toegevoegde waarde van betekenis oplevert.

Om te besluiten of het om een onroerende verhuur gaat, dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen om de essentie van de overeenkomst te achterhalen. Indien het in hoofdzaak gaat om het gebruik van een gebouw, moet de handeling worden gezien als een onroerende verhuur die bijgevolg van de btw is vrijgesteld, zonder recht op aftrek te verlenen aan de verhuurder. Indien daarentegen het voorwerp van de overeenkomst hoofdzakelijk uit een andere dienst bestaat, is de handeling wél aan btw onderworpen, met recht op aftrek voor de dienstverlener.

Niet zonder gevolg. Bovenstaande rechtspraak heeft ertoe geleid dat de administratie heeft beslist haar zienswijze over de toepasselijke regeling inzake btw voor de handelingen van bedrijven- en dienstencentra te herzien. Wanneer de dienstverlener één geheel van diensten in een pakket aan haar klanten aanbiedt met als voordeel dat zij terechtkomen in een werkomgeving waarin zij kant-en-klaar de nodige middelen voor de uitoefening van hun beroepswerkzaamheid aantreffen, dan is deze dienst in haar geheel aan de btw onderworpen. Echter, er zijn een aantal minimum vereiste diensten die opgenomen dienen te zijn in de forfaitaire prijs om als bedrijven- en dienstencentra te worden beschouwd:

  • terbeschikkingstelling van één of verschillende uitgeruste lokalen
  • terbeschikkingstelling van gemeenschappelijke vergaderzalen
  • terbeschikkingstelling van gemeenschappelijke ruimten zoals sanitair, liften en eventueel een keuken
  • terbeschikkingstelling van gemeenschappelijke printers, kopietoestellen…
  • terbeschikkingstelling van ICT-infrastructuur zoals telefoonbekabeling en internetaansluiting

Lees de voorwaarden hier.

De zaak beslecht? Er lijkt een einde te zijn gekomen aan de rechtspraak rond het Temco-arrest. Er heerste tot voor kort nog discussie of wel aan het derde puntje van de bovenstaande definitie aangaande onroerende verhuur voldaan was. Immers, 3 vennootschappen hadden het recht van gebruik op het gebouw in kwestie en de ene vennootschap kon de anderen niet van het genot van dat recht uitsluiten. Op 6 juni 2013 deed het Hof van Cassatie een uitspraak die stelt dat het niet zozeer de onderlinge relatie van de gebruikers van het gebouw is die in aanmerking moet worden genomen. Het is het exclusieve genotsrecht ten opzichte van derden (lees: geen contractpartijen) dat speelt.

(1) Art. 44, §3, 2° wetboek btw

(2) Arrest van het Europees Hof van Justitie dd. 18/11/2004