Aftrekbaarheid van kosten onmogelijk zonder enige economische activiteit
- On 20/04/2011
In de praktijk ontstaan er geregeld meningsverschillen tussen belastingplichtigen en de fiscus in verband met de aftrekbaarheid van beroepskosten. Wanneer deze meningsverschillen voor de rechtbank gebracht worden is het aan de rechters om te oordelen in welke mate de voorwaarden in art. 49 van het wetboek inkomstenbelastingen voldaan zijn.
Een recente rechtszaak handelde rond twee discussiepunten:
- Kunnen kosten aftrekbaar zijn wanneer blijkt dat de vennootschap in realiteit geen enkele economische activiteit verricht, en
- Mogen kosten die louter teweeggebracht worden door het bestaan van een vennootschap, aanzien worden als aftrekbare kosten?
De fiscus oordeelde dat, wanneer er geen duidelijk bewijs is van enige economische activiteit ( vage facturen met betrekking tot geleverde prestaties, geen personeel,…), er ook geen kosten kunnen gemaakt worden ten aanzien van deze activiteit. De beoordeling van het beroepsmatige karakter van de kosten wordt zo onmogelijk. Echter zonder beroepsmatig karakter is een kost niet aftrekbaar[1]. Op dit punt kreeg de fiscus dus alvast gelijk: wanneer er geen aantoonbare economische activiteit is, kunnen (alle) kosten verworpen worden als aftrekbare beroepskosten. Het Hof van Cassatie voegde hier nog aan toe dat het feit dat men onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, niet automatisch impliceert dat er een economische activiteit uitgevoerd wordt.
De belastingplichtige vond echter dat het louter bestaan van een vennootschap kosten met zich meebrengt, los van het feit of er al dan niet een economische activiteit plaatsvindt en of er al dan niet inkomsten gegenereerd worden. Deze kosten moeten volgens de belastingplichtige afgetrokken kunnen worden van de winst. Echter ook hier werd de fiscus in het gelijk gesteld. ‘Het enkele feit van een vennootschap op te richten en in stand te houden, kan de aftrekbaarheid van kosten als beroepskosten niet verantwoorden’, zo oordeelde het Hof van Beroep te Antwerpen (28 april 2009).
De conclusie? Oprichtingskosten en andere kosten die louter verband houden met de oprichting en het bestaan van een vennootschap zijn niet automatisch aftrekbare kosten. Bovendien is een economische activiteit noodzakelijk om het beroepsmatig karakter van een kost te kunnen bepalen. Zonder bewijs van enige economische activiteit is het dus onmogelijk om kosten af te trekken. Het juist en eenduidig omschrijven op de facturen van geleverde prestaties of diensten is alvast een goede start.
[1] Art. 49, WIB 92