Het verschil tussen het fiscaal visitatierecht en een boekenonderzoek
- On 03/11/2011
Als belastingplichtige bestaat er steeds een kans dat u de administratie over de vloer krijgt om enkele zaken met betrekking tot de inkomstenbelasting te controleren. In het kader van een boekenonderzoek (art. 15 WIB 1992) bent u daarbij verplicht om, wanneer de Administratie hierom vraagt, alle boeken en bescheiden voor te leggen die noodzakelijk zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten te bepalen. Aangezien u als belastingplichtige niet verplicht kan worden om deze boeken en bescheiden tot bij de Administratie te brengen, komt het geregeld voor dat de voorlegging gebeurt in de privévertrekken van de belastingplichtige.
Hier begint nu het probleem. Immers art. 319 WIB stelt dat, in het kader van het fiscaal visitatierecht, belastingcontroleurs particuliere woningen en privévertrekken mogen betreden om specifieke onderzoeksdaden te stellen zoals het onderzoeken van de aard en de belangrijkheid van de activiteiten, het controleren van het bestaan, de aard en de hoeveelheid van de voorraden, enz. Om een fiscaal visitatierecht te kunnen uitoefenen, is wel een machtiging noodzakelijk van de politierechtbank.
De vraag rijst nu of de voorlegging van boeken, op vraag van de Administratie, in strijd is met art. 319 WIB wanneer deze voorlegging gebeurt in privévertrekken. Het hof van Beroep te Antwerpen (28 juni 2011) is hierin zeer duidelijk en aanziet een dergelijke voorlegging niet als een onderzoeksdaad in het kader van art. 319 WIB. Bijgevolg is er dan ook geen machtiging noodzakelijk van de politierechter.
Belangrijk in dit alles is natuurlijk wel dat de Administratie bij deze geen misbruik maakt van de situatie. Het is dus niet omdat de Administratie toegang verleend wordt tot privévertrekken dat de Administratie mag overgaan tot andere zaken dan een louter boekenonderzoek. Doet ze dit toch dan riskeert ze terecht te komen op het terrein van het fiscaal visitatierecht waarbij een politiemachtiging noodzakelijk is. Alle daden, bedoeld in art. 319 WIB, die gesteld worden zonder machtiging en de fiscale gevolgen die hieraan gekoppeld werden zullen aldus ongeldig zijn.